top of page

Een gereedschapskist voor differentiatie

In de gereedschapskist van Spelstof vind je verschillende tools die helpen bij het verbeteren van je onderwijspraktijk. Deze tools zijn niet alleen theoretisch onderbouwd, maar bevatten ook praktische voorbeelden en zijn eenvoudig inzetbaar in diverse lesomgevingen. Deze tools helpen je lesgeven interactiever, gerichter en effectiever te maken. Hier volgt een overzicht van tools die je kunt gebruiken om leerlingen actiever te betrekken, zowel in theorie als praktijk.


1. Instructiekaart

Wat is het?De instructiekaart helpt studenten zelfstandig stappen te volgen bij praktijkopdrachten. Dit vermindert de noodzaak voor herhaalde uitleg en biedt duidelijkheid over de taak.

Hoe zet je het in?De instructiekaart wordt uitgedeeld aan de leerlingen en bevat de stappen die ze moeten volgen. Het biedt structuur en helpt studenten om zonder constante begeleiding zelf door de taak te navigeren.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over het instellen van een lasapparaat krijgen leerlingen een instructiekaart waarop stap-voor-stap wordt uitgelegd hoe ze het apparaat veilig moeten instellen. Ze volgen de stappen op hun eigen tempo, zonder telkens de docent te hoeven raadplegen.

Theorievoorbeeld:In een theorieles over het berekenen van weerstand krijgen de studenten een kaart met daarop de relevante formule en de stappen die ze moeten volgen om de berekening te maken.


2. Keuzemenu Opdrachten

Wat is het?Dit keuzemenu biedt studenten de mogelijkheid om te kiezen tussen verschillende opdrachten, afhankelijk van hun niveau of interesse. Dit bevordert eigenaarschap en zorgt ervoor dat elke leerling op zijn/haar eigen niveau werkt.

Hoe zet je het in?Bied leerlingen de keuze om te werken met basisopdrachten, verdiepingsteksten of video’s die dieper ingaan op de stof. Dit verhoogt de motivatie en zorgt voor variatie in het leerproces.

Praktijkvoorbeeld:Tijdens een les over elektronica kunnen studenten kiezen tussen: 1) basisopdrachten met eenvoudigere berekeningen, 2) verdiepingsteksten met complexere theorie, of 3) het bekijken van een video over geavanceerde toepassingen van de leerstof.

Theorievoorbeeld:In een theoretische les Engels kunnen leerlingen kiezen tussen het beantwoorden van basisvragen, het lezen van een verdiepende tekst of het bekijken van een video-uitleg over een bepaald grammaticaal concept.


3. Startkaart (kleur/smiley)

Wat is het?De startkaart is een eenvoudige manier voor leerlingen om zelf in te schatten waar ze staan in hun begrip van de stof. Dit kan hen helpen om te bepalen of ze verder kunnen of eerst meer uitleg nodig hebben.

Hoe zet je het in?Bij het begin van een les of bij een nieuwe opdracht kunnen leerlingen een gekleurde kaart (rood, oranje, groen) kiezen die aangeeft hoe goed ze de vorige lesstof begrijpen. Dit geeft de docent direct inzicht in de kennis van de klas.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles wordt aan het begin van de les gevraagd om een groen, oranje of rood kaartje omhoog te houden. Groene kaartjes betekenen dat de leerling zich zeker voelt over de stof, oranje betekent dat ze wat uitleg nodig hebben, en rood geeft aan dat ze veel moeite hebben met de stof.

Theorievoorbeeld:In een theorieles over geschiedenis geven leerlingen een kleurkaart aan voor hun begrip van de vorige les over de Franse Revolutie. Dit helpt de docent te bepalen of extra uitleg nodig is.


4. I-do / We-do / You-do Planner

Wat is het?Deze planner helpt zowel de docent als de leerling om structuur te geven aan een les. Het model biedt een gefaseerde aanpak voor instructie: de docent doet het eerst voor (I-do), daarna oefenen de leerlingen samen (We-do), en tenslotte werken ze zelfstandig (You-do).

Hoe zet je het in?Gebruik deze planner om te zorgen voor een gestructureerde lesindeling waarin de leerlingen eerst met de docent samen oefenen en daarna zelfstandig aan de slag kunnen. Dit bevordert zelfstandigheid en vertrouwen in de stof.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over lassen demonstreert de docent eerst de techniek (I-do), laat de studenten vervolgens samen oefenen (We-do), en laat hen daarna zelfstandig de techniek uitvoeren (You-do).

Theorievoorbeeld:In een les wiskunde laat de docent eerst een voorbeeld som zien (I-do), maakt samen met de klas een tweede voorbeeld (We-do), en laat daarna de studenten zelfstandig sommen oplossen (You-do).


5. Differentiatiematrix

Wat is het?De differentiatiematrix biedt overzichtelijk wie welke begeleiding of taak krijgt tijdens de les. Dit zorgt ervoor dat alle leerlingen op hun eigen niveau en tempo kunnen werken.

Hoe zet je het in?Maak een matrix waarin je de taken en de benodigde begeleiding voor elke leerling of groep leerlingen vastlegt. Dit maakt het makkelijker om te differentiëren en zorgt ervoor dat iedere leerling de ondersteuning krijgt die hij/zij nodig heeft.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over het gebruik van machines is er een matrix die aangeeft welke leerlingen basisinstructie krijgen, wie verdieping nodig heeft, en wie zelfstandig kan werken. De docent kan nu gerichter begeleiding bieden.

Theorievoorbeeld:In een theorie-les over biologie staat in de matrix wie de basisinstructie krijgt, wie meer uitleg nodig heeft over de celstructuur, en wie zelfstandig aan een verdiepingsopdracht kan werken.


6. Verlengde Instructie-groep

Wat is het?Deze tool creëert een tijdslot of hoek in de klas voor studenten die extra uitleg nodig hebben. Dit biedt de nodige rust voor de andere leerlingen om zelfstandig te werken.

Hoe zet je het in?Identificeer aan het begin van de les wie extra uitleg nodig heeft en geef deze studenten specifieke tijd voor verlengde instructie. Dit helpt de docent om meer gerichte begeleiding te bieden, terwijl de rest van de klas verder werkt.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over lassen krijgen studenten die moeite hebben met bepaalde technieken extra uitleg, terwijl de rest zelfstandig werkt aan hun opdrachten.

Theorievoorbeeld:In een theorieles over rekenen blijven de studenten die moeite hebben met de lesstof na de uitleg 10 minuten langer bij de docent voor extra uitleg.


7. Exit Ticket (deze tool werkt extra sterk in combinatie met een van de andere tools!)

Wat is het? Exit tickets zijn korte reflecties aan het einde van de les, waarmee studenten aangeven wat ze geleerd hebben en waar ze nog vragen over hebben.

Hoe zet je het in?Aan het einde van de les vraag je de leerlingen om een korte vraag te beantwoorden over de leerstof. Dit geeft direct inzicht in de voortgang van de studenten en helpt de docent bij de voorbereiding van de volgende les.

Praktijkvoorbeeld:Na een praktijkles over het gebruik van de freesmachine, schrijft iedere leerling op wat goed ging en wat ze nog niet goed begrepen.

Theorievoorbeeld:Aan het einde van een theorieles over aardrijkskunde beantwoorden studenten de vraag: “Wat heb je geleerd over de geologische tijdschaal?” en “Waar heb je nog vragen over?”


8. Leerdoelkaart

Wat is het?Een leerdoelkaart helpt studenten om te begrijpen wat het doel van de les is en wat ze aan het einde van de les moeten kunnen.

Hoe zet je het in?Zorg ervoor dat de leerdoelen duidelijk zichtbaar zijn in de klas. Dit helpt de leerlingen om gefocust te blijven op het einddoel en hun eigen voortgang te monitoren.

Praktijkvoorbeeld:Bij het werken aan een lasopdracht hangt er een leerdoelkaart bij de werktafel: “Je kunt zelfstandig een hoeklas aanbrengen.”

Theorievoorbeeld:In een theorieles over geschiedenis wordt de leerdoelkaart getoond: “Je kunt de belangrijkste oorzaken van de Tweede Wereldoorlog uitleggen.”


9. Zelfkeuzerubriek

Wat is het?In de zelfkeuzerubriek kunnen leerlingen zelf inschatten waar ze staan in hun leerproces en welk niveau van opdracht ze willen kiezen.

Hoe zet je het in?Bied leerlingen de keuze om te werken met opdrachten die passen bij hun niveau. Dit verhoogt de motivatie en zorgt voor eigenaarschap van het leerproces.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over lassen kiezen de leerlingen uit de rubriek: “Ik heb hulp nodig,” “Ik werk met begeleiding,” of “Ik kan zelfstandig werken.”

Theorievoorbeeld:In een theorieles over wiskunde kiezen de leerlingen uit de rubriek: “Ik snap het niet,” “Ik begrijp het,” of “Ik kan het uitleggen.”


10. Leerroutekaart

Wat is het?De leerroutekaart laat studenten hun eigen leerpad bepalen (basis – verdieping – toepassing), bijvoorbeeld op een poster of digitaal.

Hoe zet je het in?Bied studenten de keuze om zelf te bepalen welk pad ze volgen, afhankelijk van hun eigen leerbehoeften en tempo.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over lassen kunnen studenten kiezen uit drie opdrachten (van makkelijk naar moeilijk) en bepalen in welke volgorde ze werken.

Theorievoorbeeld:In een theorieles over biologie kunnen studenten kiezen om eerst de theorie te lezen, dan oefenvragen te maken, en vervolgens de eindopdracht in te leveren.


11. Kijkwijzer / Checklist

Wat is het?De kijkwijzer of checklist helpt studenten bij praktijkopdrachten door te focussen op belangrijke aandachtspunten en te zorgen voor zelfsturing.

Hoe zet je het in?Maak een checklist die de student helpt om de belangrijkste punten te controleren tijdens de uitvoering van een opdracht.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over het veilig gebruiken van een boormachine krijgen de studenten een kijkwijzer met vijf punten waar ze op moeten letten tijdens de opdracht.

Theorievoorbeeld:In een theorieles over fysica krijgen de studenten een checklist met vijf aandachtspunten voor het oplossen van formules.


12. QR-Kaarten

Wat is het?QR-kaarten zijn kaarten met een QR-code die linken naar bijvoorbeeld een instructievideo of herhalingsopdracht. Ze werken goed bij BBL (beroepsbegeleidende leerweg).

Hoe zet je het in?Plaats de QR-kaarten op strategische plekken in de klas, zodat studenten gemakkelijk toegang hebben tot aanvullende uitleg en opdrachten.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over lassen staat een QR-code op de werkbank die linkt naar een video over het correct lassen van pijpen.

Theorievoorbeeld:In een theorieles over natuurkunde staat een QR-code bij het bord die linkt naar een video over Ohm’s wet.


13. Begeleidingskaart Docent

Wat is het?De begeleidingskaart biedt de docent houvast voor het plannen van wie welke uitleg krijgt en wanneer.

Hoe zet je het in?Maak een tijdschema of overzicht waarin je precies aangeeft wie wanneer uitleg of begeleiding krijgt en wie zelfstandig aan de slag gaat.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over het gebruik van machines staat het tijdschema waarin wordt aangegeven wie welke instructie krijgt en wie zelfstandig aan de slag gaat.

Theorievoorbeeld:In een theorieles over wiskunde krijgt de docent een begeleidingskaart waarin staat wie individuele hulp nodig heeft en wie verder kan werken aan opdrachten.


14. Werkplan per Student

Wat is het?Het werkplan biedt de student houvast door hen aan het begin van de les of week hun taken en doelen in te laten vullen.

Hoe zet je het in?Laat de student aan het begin van de les of week hun werkplan invullen. Dit verhoogt de motivatie en helpt hen hun eigen leerdoelen te bereiken.

Praktijkvoorbeeld:In een praktijkles over lassen maakt de student een werkplan waarin hij/zij aangeeft welke lasopdrachten hij/zij gaat uitvoeren en hoeveel tijd hij/zij verwacht per taak.

Theorievoorbeeld:In een theorieles over natuurkunde vult de student zijn/haar werkplan in met doelen zoals: “Vandaag werk ik aan hoofdstuk 4 en ik wil de formules begrijpen voor de pauze.”


De Didactische Gereedschapskist biedt tools die je kunt inzetten om je onderwijs actiever, effectiever en op maat te maken. Deze gereedschappen helpen zowel de docent als de leerling om de lesstof beter te begrijpen, zelfstandig te werken en verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leerproces. Of je nu werkt met formatief handelen, gamification of andere actieve werkvormen, deze tools bieden de structuur en ondersteuning die je nodig hebt om je leerlingen optimaal te begeleiden.

 
 
 

Comments

Couldn’t Load Comments
It looks like there was a technical problem. Try reconnecting or refreshing the page.
  • Instagram
  • Facebook
  • Whatsapp
  • LinkedIn

©2024 by Spelstof

bottom of page